-
1 vital statistics
-
2 vital
adj. energiek, levendig, vitaal[ vajtl]1 essentieel ⇒ van wezenlijk belang, onmisbaar♦voorbeelden:of vital importance • van vitaal belanga vital question • een vitale kwestieII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:vital parts • vitale delen -
3 dégager
dégager [deegaazĵee]3 opruimen♦voorbeelden:〈 informeel〉 dégage! • donder op!♦voorbeelden:1. v3) opruimen4) vrijlaten [hals, rug]5) verspreiden [gas, geur]6) vrijmaken [geld]7) inlossen [pand]8) afwijzen [verantwoordelijkheid]9) terugnemen [woord]10) trekken (uit) [lering]2. se dégagerv1) opklaren [lucht]2) leegstromen [straat]4) vrijkomen [geur, rook]
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский